maandag 30 januari 2012

Pak uit – het is winter!

Het kwik daalt, de temperatuur van elfstedenliefhebbers stijgt, en om mij heen hult iedereen zich in gelaatsbedekkende kleding. Hoge kragen, diepe mutsen, wollen sjaals en king size oorwarmers bepalen het straatbeeld. Als de overheid bij iedere vaststelling de voorgenomen boete van 380 euro zou opleggen, was er geen gat in de begroting, en was Europa gered. Geen wonder dat Griekenland het moeilijk heeft; het is geen kwestie van niet willen of niet creatief genoeg zijn, maar wie loopt daar nu met een ijsmuts rond?

Onze geografische positie levert nog wel meer economische voordelen op. Schaatsenfabrieken? Baggerschepen? Poldergemalen? Boerenkoolakkers? Ik zie het de Grieken niet doen. Als er al associaties bij me opdoemen dan hebben die te maken met de dames– en herenliefde (maar wij hebben het Red Light District), oude glorie (twee millennia achterstallig onderhoud), en de herculische inspanning die nodig is om de monetaire stal uit te kuisen.

Dan wij. We zijn in onze grimmige delta geworden tot overlevers, strijdend tegen rampspoed, voor verloren land. In de betere tijden met de poten in de modder, voor het overige met het water aan de lippen, en altijd bewust van dreiging, schrapend voor reserves en berustend in het lot dat ons bedeelde met een rijke kinderschaar en een arm bestaan. Praise the Lord, if any. 



Een en ander beschrijf ik overigens vanuit een comfortabel verwarmde kamer in een gerieflijk appartement; het voorgaand overleven overlevert onze generatie weliswaar als resultaat, maar geeft geen inherente garantie dat wij allen evenzo bestand zijn tegen de getijden van het bestaan. Dat zal slechts de toekomstige historie leren; een boek dat nog door Google gevonden moet worden.

Dus ik beklaag de Grieken, in hun zonnige klimaat. Hun azuurblauwe zee aan de parelende stranden. Hun knoestige olijfbomen, stoere retsina en knoflookyoghurt. Ze hebben het niet makkelijk, want te makkelijk gehad. Te weinig tegenslag, geen experts geworden, geen gewilde producten te exporteren. De Italianen kapen de olijfoliemarkt, de Fransen de kaaskansen, en voor een vakantie op Zanzibar hoef je geen Grieks te kunnen lezen.



Die beschaving en cultuur. Da’s mooi. Daar genieten we dan wel van. Verhalen van monsters, ontvoering en doodslag. Jaren knokken voor een betoverende vrouw, jaren verdwalen in bekoorlijke armen, en de thuiskomst vieren met het bloedvergieten van aangewaaide gasten. Jaloezie, lust, incest, slachtpartijen. Veel nageaapt in alle eeuwen, maar daar hebben de Hellenen weinig mee verdiend. Een goed verhaal krijgt wel navolging, maar het verkoopt slecht.

Dus wat blijft er nog typisch Grieks en inspirerends? Natuurlijk. De Olympische Spelen. En meer specifiek voor mij, de marathon. Hadden ze nou maar een goede merchandisingformule geclaimd, lang geleden, dan hadden ze daarmee nu uit de misère kunnen klauteren. Maar nee; wij lopen ‘m gewoon, voor niets. Zij zitten ermee. Ook voor niets. Tijd voor een Griekse salade.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten